SV | Voorts, wanneer in iemand een zonde zal zijn, die het oordeel des doods [waardig is], dat hij gedood zal worden, en gij hem aan het hout zult opgehangen hebben; |
WLC | וְכִֽי־יִהְיֶ֣ה בְאִ֗ישׁ חֵ֛טְא מִשְׁפַּט־מָ֖וֶת וְהוּמָ֑ת וְתָלִ֥יתָ אֹתֹ֖ו עַל־עֵֽץ׃ |
Trans. | wəḵî-yihəyeh ḇə’îš ḥēṭə’ mišəpaṭ-māweṯ wəhûmāṯ wəṯālîṯā ’ōṯwō ‘al-‘ēṣ: |
Voorts, wanneer in iemand een zonde zal zijn, die het oordeel des doods [waardig is], dat hij gedood zal worden, en gij hem aan het hout zult opgehangen hebben;
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Voorts, wanneer in iemand een zonde zal zijn, die het oordeel des doods [waardig is], dat hij gedood zal worden, en gij hem aan het hout zult opgehangen hebben;
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!